uit

SF & Futurologie


Met de dagdagelijkse werkelijkheid word ik nogal vaak geconfronteerd. Dat is op zich niet erg. Over het alledaagse dat je zelf meemaakt (of dat anderen meemaken), of het alledaagse dat eventueel zelfs verzonnen is, vallen nog altijd heel wat interessante boeken te lezen en te schrijven. Om me hier toch wat van te bevrijden heb ik belangstelling ontwikkeld voor fictie over het niet alledaagse. Deze fictie wordt in het algemeen aangeduid met de Engelstalige termen: Fantasy en SF (Science-Fiction). Met het Fantasy-genre ben ik niet zo bekend. Ik heb vroeger wel sprookjesboeken gelezen, en ik heb op televisie bijvoorbeeld wel eens afleveringen gezien van Harry Potter en Lord of the Rings. In het algemeen kan de strijd die in die films gevoerd wordt (vaak tussen goed en kwaad) mij niet heel erg boeien. Ik kan sommige verzonnen magie en sommige van de verzonnen creaturen wel waarderen, maar meestal verrassen ze mij niet meer zo. Vaak omdat die films visueel erg aantrekkelijk zijn gemaakt, hebben ze toch nog wel amusementswaarde.


SF onderscheidt zich van Fantasy omdat het voortborduurt op reeds bestaande (vaak technologische) mogelijkheden. SF biedt daarmee meestal ook een reflectie over de toekomst (al moet die vaak met een flinke korrel zout genomen worden). Dit aspect maakt SF voor mij een meer interessant genre dan Fantasy. Daar waar Fantasy zich vaak bedient van magie, gebruikt SF daarvoor in de plaats doorgaans nog niet bestaande technologie. Meestal is die technologie niet helemaal uit de lucht gegrepen en sluit die aan op wetenschappelijke inzichten of komt die voort uit een extrapolatie van reeds bestaande technieken. Er bestaat ook wel SF waarin de technologie eigenlijk nu al bestaat maar het alleen een kwestie van geld is dat het nog niet is toegepast zoals in het boek beschreven. Een voorbeeld daarvan is ‘The Martian’ van Andy Weir. Het boek heb ik niet gelezen maar de film vond ik nogal teleurstellend, onder andere omdat de technologie en de ermee samenhangende gebeurtenissen te veel aansloten op wat ik al ken van de huidige realiteit, zodat het verhaal onvoldoende tot de verbeelding sprak. Ik ben dan ook van mening dat in SF bij voorkeur wel sprake is van nog niet bestaande technologie of nog niet bestaande of ontdekte maatschappijvormen. Maar ik heb ook een voorkeur voor SF waarin de beschreven technologie wel recht doet aan de huidige wetenschappelijke inzichten. Als een bepaalde technologie nog niet bestaat, heeft het meestal niet zo veel zin om de lezer te vervelen met verzonnen details die aannemelijk moeten maken hoe die technologie kan werken. Maar af en toe een poging om begrijpelijk te maken hoe of volgens welke principes iets werkt met verwijzingen naar bestaande biologische, natuurkundige of wiskundige inzichten, die de lezer zelf kan controleren, kan ik wel waarderen. SF die zich hiervan bedient wordt ook wel harde-SF genoemd.


De kwalificatie harde-SF wordt soms wel makkelijk gegeven. Zo worden Asimovs trilogie ‘Foundation’ en ‘Ring World’ van Larry Niven, vaak gerekend tot harde SF, terwijl hierin m.i. niet al de veel moeite gedaan wordt om de beschreven technologie begrijpelijk te maken, maar dat is in die boeken misschien ook wel niet goed mogelijk, zodat het maar goed is dat het niet geprobeerd is. Een voorbeeld van een SF schrijver die wel behoorlijk wat moeite doet om recht te doen aan de huidige wetenschappelijke inzichten is Kim Stanley Robinson, van wie ik het boek ‘Aurora’ gelezen heb, maar dat is toch een boek waar ik nogal wat kritiek op heb. Overigens zou je de stelling kunnen verdedigen dat in een verre toekomst de inzichten in de natuurkunde zo veel verder gevorderd zijn dan nu, dat de werking en de principes van de er mee samenhangende technologie voor ons sowieso onbegrijpelijk zijn. In dit verband valt te denken aan het bekende citaat van Arthur C. Clarke: ‘Iedere voldoende ver gevorderde technologie is niet te onderscheiden van magie’. Maar het zou ook kunnen dat de vorderingen in natuurkundige inzichten in de loop der tijd steeds trager gaan (niet alleen voor ons maar ook voor eventuele aliens), en dat het fundament van de bestaande natuurkunde grotendeels overeind blijft. Bovendien valt veel fictieve technologie al goed in het kader van bestaande natuurkunde te plaatsen, zodat er voor SF schrijvers niet zo veel noodzaak is om te speculeren over totaal nieuwe natuurkundige wetmatigheden.


Hoewel SF als genre mijn belangstelling heeft, bestaat er ook veel SF die mij niet zo boeit of waar ik zelfs een hekel aan heb. Dat is bijvoorbeeld SF waarin vooral menselijke beslommeringen aan bod komen maar dan in een kosmisch (of anderszins futuristisch) decor dat voor het verhaal even goed vervangen had kunnen worden door de huidige aarde. Verder heb ik meestal niet zo veel op met SF waarin oorlogsvoering centraal staat, en dan vooral als het valt binnen het subgenre dat Space Opera wordt genoemd. In Space Opera speelt zich een strijd af in de ruimte vaak met ruimteschepen en met veel militaire actie tussen goed (vaak vertegenwoordigt door een held) en kwaad, waarbij de held uiteindelijk overwint. Een voorbeeld is Star Wars, waar ik in het algemeen niet langer dan een kwartier naar kan kijken. Oorlogsvoering kenmerkt zich meestal door wat heen en weer geschiet tussen een paar partijen waarvan er dan meestal één wint (of niet). Dit is voor een buitenstaander niet zo interessant. Randzaken zoals spionage en verraad kunnen het dan wel weer iets interessanter maken. Naast Star Wars heb je ook de serie Star Trek, waar ik ook geen grote fan van ben. In Star Trek werken mensen en sommige aliens samen in een federatie, om te bemiddelen in conflicten of om die op te lossen; dit gebeurt voornamelijk vanuit een ruimteschip dat sneller kan gaan dan het licht (via warp-drive). De menselijke vertegenwoordigers die opereren naar een westers democratisch model worden afgeschilderd als moreel superieur, en er is veel militaire actie. Die actie uit zich vaak door een aanval met lasers op starship Enterprise, waarvan het voornaamste effect is dat de bemanning uit hun stoelen geschud wordt, waarna de schade meestal snel weer hersteld is.


Sommige minder goede SF kenmerkt zich ook wel door onaannemelijkheden in het verhaal die voortkomen uit gebrek aan wetenschappelijke kennis of een gebrek aan bereidheid van de schrijver om met die kennis rekening te houden, als geldt dat het zelfde verhaal in essentie net zo goed verteld had kunnen worden als wel met die kennis rekening was gehouden. Zo’n minder goed SF scenario is bijvoorbeeld een verhaal waarin aliens van vele lichtjaren ver naar de aarde komen om ons te beroven van onze watervoorraden, terwijl water op een kosmische schaal helemaal niet schaars is, en de aarde juist relatief weinig water bevat (overigens ook om andere grondstoffen te verzamelen loont het niet om over interstellaire afstanden naar de aarde te komen). Een film die zich van zo’n scenario bedient is ‘Independence Day’. Een zelfde verhaal over een invasie van aliens kan ook verteld worden met een meer plausibele reden voor de invasie. Op zich bestaat er goede SF waarin het geschetste toekomstbeeld erg ver gezocht is of erg onaannemelijk lijkt, als het verhaal maar goed doordacht is en er geen onnodige fouten of tegenstrijdigheden in zitten. Ik vind bijvoorbeeld het korte verhaal ‘Living Space’ van Asimov een goed verhaal hoewel de technologie en het geschetste toekomstbeeld misschien erg onaannemelijk zijn. Dit verhaal is overigens gebaseerd op een natuurkundig concept maar daar wordt in het verhaal nauwelijks op in gegaan.


Een vruchtbaar SF thema is tijdreizen. Vooral tijdreizen naar het verleden of een combinatie van tijdreizen naar verleden en toekomst, biedt verhaaltechnisch veel interessante mogelijkheden. Natuurkundig wordt tijdreizen naar het verleden als minder realistisch gezien dan tijdreizen naar de toekomst, hoewel de algemene relativiteitstheorie bijvoorbeeld, het niet verbiedt. Tijdreizen naar het verleden kan bovendien aanleiding geven tot tijdreisparadoxen. De bekendse tijdreisparadox is de grootvader- of laten-we-Hitler -vermoorden paradox. Daarnaast heb je de predestinatieparadox, de ontologische tijdreisparadox (ook wel bootstrapparadox genoemd) en de paradox van Polchinski. Een ontologische tijdreisparadox, is het type paradox waarin een persoon (of object) wordt teruggestuurd in de tijd, wat leidt tot een keten van gebeurtenissen die (noodzakelijk) eindigt met het terugsturen van de persoon (of object) in de tijd, zodat een oneindige lus in de tijd ontstaat waarin de persoon of het object geen aanwijsbare herkomst heeft, wat de vraag oproept hoe het object of de persoon überhaupt kon ontstaan. Tijdreisparadoxen worden in SF vaak niet goed vermeden, wat soms ook wel de charme ervan is. Als tijdreizen naar het verleden in een verhaal mogelijk is, dan is de beste manier om tijdreisparadoxen te vermijden, om bij iedere aankomst van een tijdreis naast de oude tijdlijn een nieuwe tijdlijn te laten ontstaan, analoog aan de meer-werelden interpretatie van de kwantummechanica. Voorbeelden van vermakelijke films waarin tijdreizen naar het verleden een belangrijke rol speelt, zijn: ‘Groundhog Day’, ‘Deja Vu’, ‘Back to the Future 1 en 2’, ‘Terminator 1 en 2’, ‘Harry Potter and the prisoner of Azkaban’, ‘Source code’, ‘Looper’, ‘Interstellar’ en ‘12 monkeys’. Twee interessante goedkoop geproduceerde tijdreisfilms zijn daarnaast ‘Primer’ en ‘Timecrimes’ (Los Cronocrimenes), waarvan ‘Timecrimes’ onderhoudender en beter te volgen is. Voor wie de film ‘Primer’ niet goed kan volgen is er een Youtube video voor een goede uitleg achteraf, er blijven ook dan echter nog wel haken en ogen aan zitten. Eén van mijn favoriete SF-verhalen over tijdreizen is Asimov’s boek ‘The End of Eternity’. Een goed kort tijdreisverhaal is daarnaast bijvoorbeeld ‘All you Zombies’ van Robert A. Heinlein (wel aardig verfilmd onder de titel ‘Predestination’). Heinlein heeft overigens in 1941 al een soortgelijk tijdreisverhaal geschreven met als titel: ‘By his Bootstraps’. Dit is een iets minder buitenissige variant van het tijdreisverhaal dat verteld wordt in ‘All you Zombies’, en in dit verhaal ligt waarschijnlijk ook de oorsprong van de benaming bootstrapparadox (een verwijzing naar je zelf optillen aan je schoenriemen). Met deze films, deze verhalen en veel andere SF, lijken de verhaaltechnische mogelijkheden van tijdreizen naar het verleden zo langzamerhand allemaal wel benut (hoewel ik nog wel een idee heb voor een kort tijdreisverhaal dat misschien nog wat toevoegt). Tegenwoordig kan ik het mede daarom wel waarderen als in een SF-verhaal reizen naar het verleden gewoon niet kan of niet aan de orde is en dat geldt eigenlijk ook voor reizen sneller dan het licht.


Een ander terugkerend element in SF zijn aliens. Onder aliens versta ik dan vooral wezens die minstens even intelligent en veelzijdig zijn als mensen en die vooral van buiten de aarde afkomstig zijn. Er bestaan veel SF-verhalen waarin geen aliens voorkomen, maar waarin de intelligente wezens alleen mensen zijn of in sommige gevallen ook vormen van kunstmatige intelligentie die oorspronkelijk door mensen zelf zijn ontwikkeld (zoals in ‘Do Androids Dream of Electric Sheep’ van Philip K. Dick). Deze verhalen spelen zich dan meestal wel af in een toekomstig tijdperk. Het biedt enige voordelen om aliens in SF weg te laten. De schrijver kan zich dan concentreren op andere zaken, zoals technologie en maatschappijvorm, en hoeft geen uitleg te geven in welke opzichten de aliens verschillen van mensen; uiteindelijk moet een verhaal toch aansluiten bij een menselijke belevingswereld. Ook kan de introductie van aliens een verhaal onnodig complex maken. Bijvoorbeeld in Asimovs ‘Foundation’ dat gaat over een galactisch imperium (een verhaal waar ik overigens geen liefhebber van ben), komen geen aliens voor, waarschijnlijk omdat die alleen maar zouden afleiden van het verhaal dat de schrijver voor ogen had. Zelf denk ik dat er een redelijke kans is dat er op een galactische schaal wel aliens zijn; het zou nogal antropocentrisch zijn om te denken dat wij de enigen zijn. Bovendien vormt de eerste ontmoeting tussen mensen en aliens een interessant SF thema. Hoe moet je met ze communiceren?, wat willen ze (van ons)?, wat willen wij van hen? en gegeven dat er aliens in het melkwegstelsel zijn, waarom hebben mensen tot nu/dan toe niets van ze gemerkt? Daarom kan ik het wel waarderen als er in SF af en toe aliens een rol spelen. Soms spelen de aliens in SF alleen op de achtergrond een rol en blijven bijvoorbeeld hun uiterlijk en gedrag (grotendeels) in het ongewisse (zoals in ‘Rendez Vous with Rama’ van Arthur C. Clarke). Het komt ook wel voor dat de aliens een zeer vreemd voorkomen hebben en zij ook een geheel andere belevingswereld dan mensen hebben. Vaak zijn zij dan (al dan niet doelbewust) voor ons vijandige of bedreigende wezens, met wie het maar moeilijk is om mee te communiceren en waarmee ook maar weinig (of beperkte) interactie mogelijk is. Een voorbeeld daarvan is het buitenaardse leven dat voor komt in Stanislaw Lems boeken ‘Solaris’ en ‘Fiasco’. Voorbeelden van inktvisachtige aliens tref je onder meer aan in de SF-film ‘Arrival’. Deze film gaat over pogingen tot communicatie met vreemde sterk van ons afwijkende intelligente wezens die nu eens een keer mensen niet vijandig gezind zijn; de film krijgt een onverwachte (door mij niet zo gewaardeerde) wending als blijkt dat beheersing van de buitenaardse taal vreemde mogelijkheden biedt.


Vaak zijn aliens in SF echter mensvormige wezens die redelijk wat overeenkomsten met mensen vertonen. SF waarin dit soort aliens voorkomen, krijgt vaak de kritiek dat ze getuigt van weinig fantasie of van gemakzucht, om voor zulke mensachtige aliens te kiezen. Daar ben ik het echter niet helemaal mee eens. Het is namelijk niet zo vreemd om aan te nemen dat de evolutie van het leven op diverse planeten in het universum, convergent is. Dat wil zeggen dat vergelijkbare evolutionaire oplossingen tevoorschijn komen op diverse leefbare planeten. Als je dan ook nog aanneemt dat de bewoners van technologisch geavanceerde civilisaties in hoofdzaak afstammen van rechtop lopende op het land levende wezens (die daarmee handen vrij gekregen hebben om complexe handelingen mee te verrichten), dan zouden zij wel eens gekenmerkt kunnen zijn door een globaal mensvormig uiterlijk. Neem je daar en tegen aan dat de evolutie van leven niet convergent is, dan zouden aliens zelfs op een universele schaal, wel eens extreem zeldzaam kunnen zijn. Toch is het wel aannemelijk dat er ook tussen diverse mensvormige aliens grote uiterlijke verschillen bestaan. Tussen mensen en de meest aan mensen verwante diersoort op aarde bestaan al aanzienlijke uiterlijke verschillen. Zelfs binnen onze eigen diersoort die genetisch bijzonder homogeen is, ontstaan al duidelijke uiterlijke verschillen als bepaalde groeperingen tienduizenden jaren lang van elkaar gescheiden zijn geweest. Bovendien als aliens in te veel opzichten op mensen lijken hadden zij net zo goed afstammelingen van mensen kunnen zijn (over een periode van bijvoorbeeld een paar honderdduizend jaar), en is het gegeven dat zij onafhankelijk van mensen zouden zijn ontstaan alleen maar van theoretisch belang. Al met al heb ik een lichte voorkeur voor aliens die wel mensvormig zijn maar die in een aantal opzichten toch voldoende van mensen afwijken om niet hun afstammelingen te kunnen zijn, en waar verder ook goed mee te communiceren valt zonder dat zij direct al een vijandige houding hebben. Ik verzet me wel tegen het clichébeeld van de grey-alien. Grey-aliens zijn kleine mensvormige aliens met een groot kaal druppelvormig hoofd, grote amandelvormige ogen en meestal een grijze (of groene) huidskleur. Deze clichématige aliens duiken regelmatig op in Hollywood-producties. Het is op zich wel interessant om na te gaan hoe dit typische beeld van een alien voet aan de grond heeft gekregen.


Verder is er ook nog tamelijk veel SF waarin de aliens monsters zijn. Deze SF bestaat globaal in twee varianten, namelijk een verhaallijn waarin mensen ergens in het universum een planeet bezoeken en daar de monsters tegenkomen (en er vaak ook heel erg door lastig gevallen worden) of een verhaallijn waarin mensen op de aarde bezocht worden door buitenaardse monsters en dan vaak in de vorm van een catastrofale invasie. In de eerste variant zijn de monsters vaak meedogenloze reptielachtige roofdieren, die eigenlijk geen aliens zijn volgens mijn eerder gegeven omschrijving omdat ze geen maatschappij of technologie hebben. Deze variant is vooral bekend van de film ‘Alien’ van regisseur Ridley Scott, en de hierop gebaseerde vervolg-films. Hoewel ik aanvankelijk nog wel enige amusementswaarde zag in deze vorm van SF-horror, ben ik er nooit een grote fan van geweest. Ik ben bovendien van mening dat grote roofdieren niet zo bedreigend voor mensen met geavanceerde technologie zouden hoeven zijn. Bijvoorbeeld tijgers op de aarde zijn gevaarlijk in ongecontroleerde 1 staat tot 1 ontmoetingen, maar voor het overige niet of nauwelijks; sterker nog: we moeten de tijgers als diersoort behoeden tegen uitsterven. Eerder zie ik dan een bedreiging komen van micro-organismen zoals virussen.


In de tweede variant zijn de monsters meestal wel intelligente wezens die technologie hebben moeten ontwikkelen om naar de aarde af te reizen, meestal vanaf lichtjaren verre locaties. De vraag is altijd wel een beetje waarom ze uitgerekend naar de aarde moesten afreizen om aldaar de beest uit te hangen. Eén van de oudste verhalen waarin zich zo’n scenario afspeelt is ‘War of the Worlds’ van H.G. Wells, met aliens die van Mars komen. Ik ken dit verhaal vooral van de 2005 Spielberg verfilming, die ik op één of andere manier wel heb kunnen waarderen. Op een gegeven moment ben ik wel wat uitgekeken geraakt op dit soort alien-invasie films; het is ook moeilijk om in dit subgenre nog iets goed doordachts en origineels te bedenken. Een variant op dit thema, is dat de monsters niet de aliens zijn maar eigenlijk de mensen zelf. Hierop is de film ‘Avatar’ gebaseerd, waarin mensen voor economisch gewin, aliens terroriseren op hun thuisplaneet; ik heb deze film wel op prijs kunnen stellen vooral ook omdat die visueel aantrekkelijk is. Dan zijn er tenslotte ook nog minder serieuze humoristische varianten op alien-invasie verhalen, te denken valt aan de tamelijk vermakelijke films: ‘Mars attacks’, ‘Men in Black’ en in zekere zin ook ‘The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy’ (de laatste ook als boek).


Om wat meer thuis te raken in SF heb ik een aantal klassieke SF boeken gelezen uit de 20ste eeuw van schrijvers als: Isaac Asimov, Stanislaw Lem, Arthur C. Clarke, Philip K.Dick, Robert A. Heinlein en Larry Niven. Daarnaast heb ik een aantal meer hedendaagse SF boeken gelezen zoals ‘Altered Carbon’ van Richard Morgan, ‘Aurora’ van Kim Stanley Robinson, en ‘Het drielichamenprobleem’/’Het donkere woud’ van Cixin Liu. Ik ben van plan om nog wel wat meer SF te lezen. Daarnaast wil ik deze boeken hier ook bespreken en er een oordeel over te geven, maar daar moet ik nog mee beginnen. Ook moet ik dan spoilers geven waarvoor ik dan met een rode tekst zal waarschuwen. Hoewel ik van bovengenoemde auteurs zeker wel enkele goede SF meesterwerken heb gelezen komt het regelmatig voor dat ik nog al wat kritiek heb op de door mij gelezen SF. Maar als ik zoveel kritiek heb, kan ik het dan zelf beter? Om dit te weten te komen, heb ik besloten om zelf een SF-boek te schrijven en daar ben ik ook al aan begonnen. Het staat nu al vast dat ik geen getalenteerd romanschrijver ben. Desalniettemin zal ik proberen er een interessant SF boek van te maken.


Omdat ik nu bezig ben met het schrijven van een SF-boek, is mijn aandacht voor futurologie even wat minder en blijft mijn bijdrage daaraan voorlopig beperkt tot het eerder gepubliceerde PDF overzichtsartikel over toekomstige megaconstructies. Wel wil ik hier nog even wijzen op het youtube-kanaal van Isaac Arthur over SF en Futurologie. Met grote regelmaat worden op dit youtube kanaal tamelijk genuanceerde, natuurkundig onderbouwde en aantrekkelijk gepresenteerde video’s over diverse futurologische onderwerpen, uitgebracht. Isaac Arthur vertelt vooral het positieve verhaal, waarin hij de mensheid een succesvolle toekomst vooral ook buiten de aarde in het zonnestelsel en in het melkwegstelsel en zelfs de rest van de kosmos, voorspiegelt. Dat zo’n youtube-kanaal succesvol is omdat het positieve verhaal verteld wordt, is ook wel begrijpelijk. Ten eerste ben je snel uitgepraat als je het negatieve verhaal vertelt, waarin de mensheid bijvoorbeeld snel uitsterft. Ten tweede is het als contrast met de harde dagdagelijkse werkelijkheid, prettig om het positieve verhaal te horen. Echter als het positieve verhaal over een technologisch succesvolle en expanderende menselijke civilisatie als een realistisch en gewenst toekomstbeeld, voorgesteld wordt, maakt dat de Fermiparadox extra sterk. Want als mensen een Kardasjov-2 (K2) of zelfs een Kardasjov-3 (K3) maatschappij kunnen oprichten, mag dat ook van sommige geavanceerde buitenaardse civilisaties verwacht worden; dit soort buitenaardse K2 of K3 maatschappijen nemen we echter niet waar.


De oplossing die Isaac Arthur daarvoor heeft, is de aanname dat aliens die beschikken over geavanceerde technologie, niet bestaan of althans extreem zeldzaam zijn. De aliens die er eventueel wel in enige mate zijn, zijn primitiever dan wij. Zij zijn of primitieve levensvormen (en daarmee volgens mijn definitie eigenlijk geen aliens) of zij hebben geen of slechts primitieve technologie ontwikkeld. Zouden zij technologisch even ver ontwikkeld zijn als wij, dan zou er een redelijke kans zijn dat het hen net zo zal vergaan als I.Arthur, de mensheid voorspiegelt. Maar dan zou er ook een redelijke kans zijn dat zij op een galactische of zelfs kosmische schaal goed detecteerbaar zijn. Dat zijn ze niet, daarom is volgens Arthur’s opvatting de kans dat zij bestaan extreem klein. De mensheid daar en tegen zou wel gaan doen waar anderen voor zover die überhaupt bestaan hebben, nooit in geslaagd zijn. De argumentatie daarvoor is verwoord in wat Isaac Arthur het ‘Dyson Dilemma’ noemt, wat overigens een wat ongelukkig gekozen naam is. Ik heb in het eerder gepubliceerde artikel over de Fermiparadox al aangeven wat de zwaktes in deze argumentatie zijn. Hier maak ik nu alleen duidelijk dat de positie van Isaac Arthur gezien zijn positieve stellingname over de toekomst van de mensheid die de basis vormt van zijn youtube-kanaal, niet neutraal is. Overigens blijft het tot nu toe nog altijd een optie dat aliens inderdaad niet bestaan in het waarneembare universum of daarin extreem zeldzaam zijn.


Het is op zich bewonderenswaardig hoe Isaac Arthur er in slaagt om zo regelmatig en zo veel kwalitatief hoogwaardige video’s, te presenteren; achter de schermen werken er misschien ook wel meer mensen aan mee. Toch zitten er af en toe foutjes in berekeningen die gegeven worden in sommige video’s. Althans daar heb ik nu twee voorbeelden van, die beide gaan om een fout in de exponent van de macht van 10, en die in beide gevallen in het voordeel van Isaac Arthur uitvallen. Het eerste voorbeeld gaat over een video waarin besproken wordt of het mogelijk is de hele aarde te gebruiken als ruimteschip door deze uit het zonnestelsel te versnellen: https://www.youtube.com/watch?v=oim7VvUURd8 . Ergens in de video wordt gesteld dat de aarde een versnelling van 10 micro g ( ≈ 10-4 m/sec2 ) aan zou kunnen. Verderop in de video wordt gesuggereerd dat de zon ruimschoots de daartoe benodigde stuwkracht kan leveren, indien al het licht van de zon geconcentreerd zou zijn in een bundel die tegen een reflecterend scherm dat om de aarde is gebouwd, zou worden weerkaatst. Het benodigde vermogen kan berekend worden met de formule: F(stuw)=m.a=2.P/c (bij een rendement van 100%), met m de massa van de aarde (6.1024 kg), a de benodigde versnelling (10-4 m/sec2), c de lichtsnelheid 3.108 m/s en P het benodigde vermogen van de ster. Hieruit volgt dat P bijna 9.1028 watt moet bedragen. Het vermogen van de zon is echter ruim 200 keer kleiner (3,85.1026 watt). Isaac Arthur heeft zich met een factor 1000 vergist. Waar is die fout in de video precies gemaakt? Het blijkt dat de fout gemaakt is na ruim 18 minuten, op het moment dat gesteld wordt dat voor het versnellen van een kilogram met 1 g 1,5 megawatt vermogen aan licht nodig is, dit moet zijn 1,5 gigawatt. Hiermee valt de video wel behoorlijk in duigen, al zou je nog kunnen proberen te suggereren dat de gereflecteerde bundel kan worden hergebruikt om zo de efficiëntie van het proces te verhogen.


Voorbeeld 2: In https://www.youtube.com/watch?v=nqG2eDkmrjM is Isaac Arthur weer eens een K2 maatschappij aan het propageren, al geeft hij deze keer toe dat er grenzen aan de groei zitten. Op een gegeven moment beweert hij dat je 100 biljoen (1014 , het Engelstalige trillion=biljoen) mensen zou kunnen huisvesten in O’Neill cilinders van ieder 1 gigaton (1012 kg), zelfs als je iedereen zijn eigen O’Neill cilinder geeft, en dat je daar maar 1020 kg aan constructiemateriaal voor nodig hebt, wat slechts een paar procent van de massa van de planetoïdengordel is (deze uitspraak wordt gedaan iets na minuut 27 van de video). Hier vergist Isaac Arthur zich met een factor miljoen. Misschien is deze fout ontstaan omdat het onder futurologen gebruikelijk is om een wat grotere O’Neill cilinder vol te proppen met een miljoen mensen. Maar goed je kan af en toe wel eens een foutje maken.


MJC, 24-10-2022



laatst geladen: 20:58:37 zaterdag 27 april 2024